Uit het liefdevolle portret van Ana Sofia Fonseca komt een beeld naar voren van een zangeres die, onder andere door blootsvoets op te treden, nooit haar afkomst vergat.
Évora was een zangeres met een diep-melancholieke stem, ‘die komt uit haar binnenste, haar leven en haar land’, zoals iemand in de film zegt. Dat land is Kaapverdië, waar Évora als tienjarig kind in een weeshuis belandde, omdat haar moeder na de dood van haar man geen zes kinderen kon (op)voeden. Ze liep er na een paar jaar weg en werd cafézangeres. Dat rauwe leven veranderde toen ze op haar vijftigste een wereldster werd.